Vanaf 1647 wonen de zusters Norbertinessen van Sint-Catharinadal in slotje de Blauwe Camer, dat rond 1400 werd gebouwd. Eens was dit het adellijk huis van vooraanstaande bewoners van Oosterhout en in het begin zelfs van een ridderorde. Het is een van de zogenaamde ‘slotjes’ (herenhuizen) van Oosterhout. De naam de ‘Blauwe Camer’ is ontleend aan de helderblauwe kleur van de muur in de ‘camer’ van de karakteristieke vierkante slottoren.
Toen de zusters hun intrek namen in het slotje werd er extra woongelegenheid bijgebouwd in de vorm van twee nieuwe kloostervleugels. Slotje de Blauwe Camer zelf werd de proosdij van het klooster; het woonhuis van de proost. Tot het slotje behoorde ook de slotgracht en omliggende landerijen, waarop de zusters een boerderij begonnen zodat ze weer zelfvoorzienend konden leven. Aldus werd de rust hervonden, waaraan het in Breda sinds de Reformatie had ontbroken.
De protestantsgezinde machthebbers en nadien ook de Fransen verboden Sint-Catharinadal om een eigen kerk te bouwen. Pas in 1811 werd dit toegestaan en werd de eerste kleine kerk gebouwd. Passend in het tijdsbeeld van het rijke roomse leven (eind negentiende eeuw) werd in 1904 een nieuwe, veel grotere kerk gebouwd in neogotische stijl. Deze kerk vertoonde helaas al snel bouwkundige gebreken en werd daarom in 1966 vervangen door de huidige kerk, die openheid naar de buitenwereld uitstraalt.
In de periode 1955-1964 is een grootschalige restauratie van het kloostercomplex uitgevoerd met een gedeeltelijke subsidie van Monumentenzorg vanwege de status als rijksmonument. Typerend hierbij is dat alle kloostergebouwen van Sint-Catharinadal, ondanks de grote verschillen in oorspronkelijke bouwstijlen, een uniforme laatmiddeleeuwse uitstraling hebben gekregen. Ook nieuwbouw van nadien is uitgevoerd in dezelfde architectuur.
Vanaf 1647 wonen de zusters Norbertinessen van Sint-Catharinadal in slotje de Blauwe Camer, dat rond 1400 werd gebouwd. Eens was dit het adellijk huis van vooraanstaande bewoners van Oosterhout en in het begin zelfs van een ridderorde. Het is een van de zogenaamde ‘slotjes’ (herenhuizen) van Oosterhout. De naam de ‘Blauwe Camer’ is ontleend aan de helderblauwe kleur van de muur in de ‘camer’ van de karakteristieke vierkante slottoren.
Toen de zusters hun intrek namen in het slotje werd er extra woongelegenheid bijgebouwd in de vorm van twee nieuwe kloostervleugels. Slotje de Blauwe Camer zelf werd de proosdij van het klooster; het woonhuis van de proost. Tot het slotje behoorde ook de slotgracht en omliggende landerijen, waarop de zusters een boerderij begonnen zodat ze weer zelfvoorzienend konden leven. Aldus werd de rust hervonden, waaraan het in Breda sinds de Reformatie had ontbroken.
De protestantsgezinde machthebbers en nadien ook de Fransen verboden Sint-Catharinadal om een eigen kerk te bouwen. Pas in 1811 werd dit toegestaan en werd de eerste kleine kerk gebouwd. Passend in het tijdsbeeld van het rijke roomse leven (eind negentiende eeuw) werd in 1904 een nieuwe, veel grotere kerk gebouwd in neogotische stijl. Deze kerk vertoonde helaas al snel bouwkundige gebreken en werd daarom in 1966 vervangen door de huidige kerk, die openheid naar de buitenwereld uitstraalt.
In de periode 1955-1964 is een grootschalige restauratie van het kloostercomplex uitgevoerd met een gedeeltelijke subsidie van Monumentenzorg vanwege de status als rijksmonument. Typerend hierbij is dat alle kloostergebouwen van Sint-Catharinadal, ondanks de grote verschillen in oorspronkelijke bouwstijlen, een uniforme laatmiddeleeuwse uitstraling hebben gekregen. Ook nieuwbouw van nadien is uitgevoerd in dezelfde architectuur.